Voor het melden aan de verwijsindex moet er sprake zijn van een daadwerkelijke bedreiging van de gezonde en veilige ontwikkeling van de jeugdige. Meestal is niet één geïsoleerd probleem doorslaggevend voor het doen van een melding, maar maakt een combinatie van verschillende problemen een situatie dermate ernstig dat een melding aan de verwijsindex gerechtvaardigd is.

Het leefgebied ‘Sociale omgeving buiten het gezin en de school’ betreft de omgeving (en met name de relaties in die omgeving) van de jeugdige buiten het gezin en buiten school/werk en het gedrag van de jeugdige in die omgeving. Dus bijvoorbeeld de kwaliteit van vriendschapsrelaties, het gedrag van de jeugdige (en evt. overlast/criminaliteit) op straat en openbare plekken (kinder- en jongerenwerk in buurthuis, winkels, café’s, etc.).

  1. Er is sprake van een gebrekkig(e) (interactie met het) sociaal netwerk van de ouders en/of jeugdige en/of de jeugdige heeft geen hobby’s of interesses
  2. De jeugdige en/of ouders maken geen of weinig gebruik van (sociale) voorzieningen en/of zijn onbereikbaar voor voorzieningen en/of zijn zorgwekkende zorgmijders
  3. De jeugdige en/of zijn ouders ervaren uitsluiting, discriminatie of intimidatie/pesterij als gevolg van het behoren tot een specifieke groep.
  4. De relatie tussen de jeugdige en leeftijdsgenoten en/of volwassenen is problematisch
  5. De jeugdige en/of zijn ouders hebben in de leefomgeving gedragsproblemen of zijn betrokken bij criminele activiteiten
  6. De jeugdige is slachtoffer van criminaliteit
  7. De jeugdige heeft een strafrechtelijke maatregel
  8. De jeugdige is makkelijk beïnvloedbaar door anderen en daardoor kwetsbaar
Lees alle toelichtingen bij de criteria
Sluit toelichting
Melden mag, afwegen moet!

V.  Toelichting bij de criteria van leefgebied ‘Sociale omgeving buiten het gezin en de school’

  1. De jeugdige en/of zijn ouders hebben geen vrienden of familie in de buurt die praktische/emotionele steun geven (bijvoorbeeld middels het opvangen van de kinderen, het lenen van geld of het luisteren naar problemen), waardoor zij in een isolement zijn geraakt/dreigen te raken. Dit kan ook recent/tijdelijk zijn, bijvoorbeeld bij een situatie van langdurige ziekte die leidt tot isolement en overbelasting. De jeugdige is onvoldoende in staat zelf activiteiten te ondernemen, verveelt zich als een ander niet het voortouw neemt.
  2. De jeugdige en/of zijn ouders kunnen de weg naar instanties niet vinden, hebben weinig vertrouwen in anderen/voorzieningen/hulpverlening, hebben moeite met het maken van afspraken en zich aan regels houden. Gaan steeds naar andere voorzieningen (shopping).
  3. Geen toelichting.
  4. Een slechte relatie houdt in dat de jeugdige wordt gepest of dat de jeugdige emotionele, sociale, concentratie- of gedragsproblemen heeft, waardoor de relaties negatief worden beïnvloed. Ruzie met familie of vrienden, eerwraak. Conflicten met buren, zorgen voor overlast.
  5. Jeugdige en/of ouders zijn agressief ten opzichte van anderen, zorgen voor overlast, extremisme. De jeugdige en/of zijn ouders zijn met de politie in aanraking geweest omdat zij zich schuldig gemaakt hebben aan strafbare feiten zoals diefstal en geweld.
  6. De jeugdige is slachtoffer van geweld, prostitutie, eerwraak, etc.
  7. De jeugdige is in een jeugdinrichting geplaatst (jeugddetentie, PIJ) of zit in de jeugdreclassering.
  8. De jeugdige is slachtoffer van een loverboy (pooier), laat zich makkelijk overhalen deel te nemen aan criminele activiteiten, is lid van een bende (slechte vrienden).
Terug naar de voorkant